W&G 04-2013 Er zijn weinig mensen die nog voordat ze dertig zijn een kippenboerderij runnen én een werkplek creëren voor doven met een beperking.
Jochem (26) en Evita (21) Goudriaan doen dit allemaal, vol overgave en idealisme. Als geliefden en als collega’s. Hoe zijn ze samen als boer en boerin en als werkbegeleiders op deze mooie, vrije, maar ook verantwoordelijke gebaren boerderij in Scherpenzeel zijn beland?
Een groot uithangbord met de woorden De Gebarenboerderij langs de kant van de weg zorgt ervoor dat ik in het buitengebied van Scherpenzeel niet lang hoef te zoeken. Mijn eerste gewaarwording is: veel ruimte. Op de plek waar ik mijn auto parkeer kunnen wel 50 auto’s staan! Na enig zoeken kom ik via de achteringang van de boerderij in een ruime groepsruimte, waarvan de muren heel knus met ruwhouten planken zijn betimmerd. Het doet mij denken aan een berghut. Alles ziet er nieuw en gezellig uit. Jochem en Evita zitten, met vier dove cliënten, rond een grote houten tafel; er wordt druk en vrolijk gebaard. Ik val middenin de koffi epauze. Het gezelschap gaat straks weer door met het werk aan de eierverpakmachine.
Hoe het begon
Voor we in de kippenstallen gaan kijken, vertellen Jochem en Evita hun verhaal. Hij is een vrolijk ogende jonge man met een karakteristiek gezicht, zij een mooie jonge vrouw met een bijzondere open blik. Evita: ‘We hebben elkaar vijf jaar geleden ontmoet op het Lentevolleybaltoernooi van Liever Sportiever in Arnhem. ’s Avonds in het café. We werden verliefd en kregen verkering.” Evita zat op dat moment nog op de dovenschool in St Michielsgestel en Jochem, die als echte stadsjongen opgroeide in Zoetermeer, deed de opleiding MBO bedrijfsadministratie, met tolk. Evita reisde dagelijks heen en weer tussen Scherpenzeel, waar haar vader al een kippeneierenbedrijf had, en St Michielsgestel. Jochem en Evita zagen elkaar in de weekenden. Na het afronden van het VMBO in St. Michielsgestel schreef Evita zich in voor de opleiding MBO Helpende. Maar al snel vond ze het te saai, ze wist alles al wat er verteld werd. Ze stapte over naar de opleiding MBO Gehandicaptenzorg en dat beviel beter. Toen ze 19 was rondde ze op opleiding af. Jochem was intussen gaan werken in de bedrijfsadministratie. Een hele tijd was het zijn doel een eigen bedrijf op te zetten, waarin hij andere doven wilde helpen met fi nanciële- en administratieve problemen.
Gouden kans
Maar het liep anders. Evita’s vader stelde zijn dochter en haar geliefde voor het familiebedrijf met biologische legkoppen uit te breiden. Er kwam een huis met daarbij twee grote legstallen beschikbaar. Na hun huwelijk in de nazomer van 2012, en na een grote opknapbeurt en verbouwing, trokken Evita en Jochem in mei 2013 in het woonhuis. In april 2012 kwamen de eerste dove cliënten meewerken op het bedrijf. Jochem: ‘Dit is inderdaad een geweldige kans voor ons allebei. Heel wat anders dan een administratiebedrijf voor doven! Ik doe nog steeds administratieve-calculatieklussen voor mijn oude baas, maar de meeste tijd ben ik nu toch fulltime kippenboer en werkbegeleider. En dat bevalt prima. Zo ben ik toch andere doven aan het helpen! Op dit moment is De Gebarenboerderij fi nancieel nog één geheel met het bedrijf van de vader van Evita. Het idee is dat we toegroeien naar steeds meer zelfstandigheid.”
Geloof
Evita groeide op in een gezin dat veel waarde hecht aan het geloof. Ze ging iedere zondag naar de kerk, maar door haar speciale positie als dove voelde Evita zich door de jaren heen steeds minder thuis in de kerkgemeenschap van haar ouders. Toen Jochem en Evita elkaar ontmoetten, zat Evita met veel vragen over het geloof, God en de bijbel. Jochem groeide niet echt religieus op, maar wat Evita hem vertelde over God en Jezus sprak hem aan. Ze hadden het samen veel over het geloof en over geloven en op een dag ontdekten ze in Zoetermeer de Kadosh-gemeente, een gemeenschap van dove christenen die regelmatig kerkelijke activiteiten in gebarentaal organiseert. Jochem: “We voelden ons direct thuis bij Kadosh.” Op de vraag wat de cliënten van de Gebarenboerderij merken van hun religieuze achtergrond antwoordt Jochem: “We bidden voor de maaltijd en daarna lezen we uit de bijbel, een tienerbijbel. Dat is het.” En hij vult aan: “We laten iedereen vrij. Het belangrijkste is dat mensen zich hier thuis voelen.”
Kippen, konijnen en pony
Tijd voor een rondje over het bedrijf. We beginnen bij de werkplaats. Daar is Hans Katsman (67) in de weer met gaas en hout. Hij maakt een konijnenren. Hans is gepensioneerd en woont in de nabij gelegen Gelderhorst. Na zijn opleiding op Effatha heeft hij zijn hele werkende leven in de metaal gewerkt. Maar timmeren is altijd zijn hobby geweest. Hij vindt het heerlijk twee dagen per week bij de Gebarenboerderij aan de slag te kunnen. Er komen nog meer oudere doven vanuit de Gelderhorst naar de Gebarenboerderij. Harm (86), Nico (74) en Gert (77) komen om de week eieren sorteren of timmeren. Johan (80) krijgt een andere taak want hij kan niet zo lang staan. Jochem begeleidt hem ’s ochtends bij het verzorgen van de dieren en ’s middags helpt Johan Evita een lekkere taart te bakken voor de koffiepauze. Jochem: “De mannen genieten van het boerenwerk en van de natuur. Ze kunnen hier lekker hun gang gaan.” In de schuur naast de werkplaats staan een konijnenhok en twee hokken met enkele kippen. Iets verderop staat een jonge pony. Evita: “Deze dieren zijn belangrijk voor onze cliënten. Een van hen was eerst bang voor alle ‘viezigheid’ op de boerderij. Ze durfde de dieren niet te voeren en aan te raken. Nu helpt ze met plezier mee met de verzorging en vindt ze het fijn de dieren te aaien. Deze kippen kunnen niet bij de andere kippen in de legstal: één leghen heeft een kromme voet en de andere leghen is met haar witte veren een buitenbeentje, omdat zij van een ander ras is. De pony heeft last van zijn rug en kan niet worden bereden. Het is een lief dier en het is een mooie taak voor de cliënten hem te verzorgen, zijn vacht te borstelen en de stal uit te mesten. In de toekomst willen we graag meer dieren, zoals schapen en geiten.”
Van legkip tot biologisch ei
We wandelen door naar de eerste grote legstal. Eenmaal binnen word ik opgenomen in een wereld van gekakel, van machinegebrom en van een overweldigende ‘kippengeur’. Een klein gedeelte van de stal is ingericht als eier-inpak-ruimte. Ik zie een lopende band waarop honderden eieren de kippenstal uitrollen en waaromheen vier cliënten staan. Het eerste traject, het verwijderen van de enkele kapotte eieren en de kleine veertjes die soms nog aan de eieren plakken, wordt verzorgd door Dilma. Dilma groeide op in Brazilië, waar haar ouders als missionarissen werkten. Het gezin keerde terug naar Nederland. Daarom is het belangrijk voor Dilma dat ze de Nederlandse gebarentaal leert en in contact komt met andere doven. Verderop staat Fidele, een vluchteling uit Rwanda. Ook hij is erbij gebaat in contact te komen met andere doven. Zijn taak: ervoor zorgen dat de eieren netjes in de platte dozen terecht komen. Nima, uit Bhutan, die ook een vluchtelingenverleden heeft, helpt de machine bij het stapelen van de dozen eieren. Evita: “Nima kwam hier binnen als een angstige in zichzelf gekeerde persoon. Hij werkt hier nu enkele maanden en is in korte tijd enorm veranderd. Hij is ontzettend vrolijk als hij hier is; hij geniet van het samenzijn en van het werk. Ik vind het geweldig dat wij hier samen kunnen zijn met mensen uit verschillende culturen en achtergronden.” De gestapelde dozen eieren komen terecht op pallets, die op hun beurt opnieuw worden gestapeld. Uiteindelijk worden de stapels pallets met een heftruck weggezet verderop in de schuur. Twee maal per week komen de vrachtwagens van de groothandel om de eieren af te nemen.
Vrije uitloop
Jochem: “Iedere dag van tien tot twaalf uur ’s ochtends draait de lopende band en worden de eieren verpakt. Je kunt geen dag overslaan, want dan hebben we omelet in de hokken!” Ik ben verbaasd als ik zie dat ook vanuit de andere schuur tientallen eieren, via een ingenieuze ondergrondse gang bij de inpakmachine komen aangetuimeld. Om te laten zien wat deze leggerij tot een biologisch werkend bedrijf maakt nemen Jochem en Evita me mee naar de enorme uitloop rondom de stallen, met bomen en kleine struiken, waar de kippen vrij in kunnen. Ik zie enkele tientallen kippen lekker rondscharrelen, maar het valt me op dat meeste kippen toch binnen zitten. Jochem: “’s Avonds, zo tegen zonsondergang komen de meeste kippen naar buiten. De uitloop ligt op het westen en de kippen houden van de avondzon.” Binnen worden ze gevoerd, met biologisch kippenvoer. Dat maakt het blijkbaar aantrekkelijk genoeg om overdag met z’n allen binnen te blijven in de drukke stal. Iedere ochtend doet Jochem een ronde door de stallen. Hij controleert of er genoeg voer is en de zieke en dode kippen haalt hij ertussenuit. Jochem: “Het is belangrijk om goed voor de kippen te zorgen. Niet alleen voor de kippen zelf, maar zij maken het financieel ook mogelijk om deze mooie plek om te vormen tot een ontmoetings- en werkplek voor doven.”
Heb uw naaste lief
Op de vraag naar de motivatie om, naast het verzorgen van de kippenboerderij ook dove cliënten een dagbesteding te willen geven antwoordt Evita: “Het zorgen voor medemensen is mij met de paplepel ingegoten. Vanaf mijn tweede hadden mijn ouders pleegkinderen in huis. Daarnaast heb ik een gehandicapt zusje dat veel zorg nodig heeft. Dat je op aarde bent om iets voor je naasten te betekenen heb ik van huis uit meegekregen. Maar natuurlijk heb ik da t altijd maar moeten delen van de liefde en zorg van mijn ouders met mijn pleegbroertjes soms ook wel eens vervelend gevonden.” Jochem vult aan: “We hebben nog meer plannen voor de toekomst. We denken bijvoorbeeld aan een ‘bed en breakfast’. Hiernaast staan nog twee oude schuren die we om zouden kunnen bouwen tot logeerverblijf. Maar we doen het rustig aan. De tijd zal laten zien hoe de Gebarenboerderij zich verder ontwikkelt.” Na afloop van het interview mailen Jochem en Evita ter aanvulling dat Jezus hun grote voorbeeld is. En dat zij op hun beurt met hun werk graag een voorbeeld willen zijn voor anderen. Ze worden daarbij speciaal geïnspireerd door een Bijbeltekst waarin een wetgeleerde Jezus op de proef wil stellen met de vraag: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Jezus antwoordde daarop: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ (Mattheüs 22, vers 34-40)
Door: Petra Essink
Beeld: Jaco Hoeve Fotografie