W&G 06-2014 Beppie van den Bogaerde is dit jaar benoemd tot hoogleraar Nederlandse Gebarentaal aan de UvA. Op 9 oktober 2014 hield zij haar eerste openbare lezing (oratie) als hoogleraar
en ze deed dat in de Nederlandse Gebarentaal. Daardoor was dit een unieke, historische gebeurtenis. Beppie blijft ook als lector Dovenstudies verbonden aan de Hogeschool Utrecht. Ze is een groot voorstander van een tweetalige opvoeding aan dove kinderen. Een gesprek met de nieuwe hoogleraar.
“De belangrijkste drie punten in mijn oratie gaan over de dovengemeenschap, gebarentaal zelf en taalverwerving. Gebarentaal is een ‘kleine taal’ maar heeft toch veel gebruikers: niet alleen doven zelf, maar ook ouders van dove kinderen, tolken en leerkrachten gebruiken gebarentaal. We weten weinig over hoe de dovengemeenschap en de andere subgroepen gebarentaal gebruiken. Gebruiken zij een ‘pure’ vorm van Nederlandse Gebarentaal in hun communicatie of mixen zij gebarentaal met Nederlands met Gebaren (NmG) of met gesproken Nederlands? Hoeveel mensen in Nederland gebruiken precies de gebarentaal? Hoeveel doven zijn er echt in Nederland, tussen de 8.000 en de 16.000?
Het tweede punt: de taal zelf. Er is wel onderzoek gedaan naar de grammaticale aspecten van gebarentaal of naar articulatie, maar nog niet genoeg.
Het derde punt gaat over hoe het leerproces van gebarentaal verloopt bij eerste- en tweede taalverwervers. Daarmee bedoel ik dus bij mensen die gebarentaal als eerste taal hebben, zoals dove en horende kinderen van dove ouders, of als tweede taal leren, zoals horende studenten of ouders.”
Leerstoel en lectoraat
“Aanvankelijk wilde de Universiteit van Amsterdam de leerstoel Nederlandse Gebarentaal in het kader van bezuinigingen schrappen. Hogeschool Utrecht financiert nu mijn leerstoel. Op de Universiteit van Amsterdam begeleid ik studenten en zet ik mede de lijnen uit voor onderzoek. Bij Hogeschool Utrecht begeleid ik onderzoek als lector en masterstudenten van de richting Dovenstudies. We zijn bijvoorbeeld aan het onderzoeken welk lesmateriaal het beste is voor welke groep leerders en welke stappen je moet nemen om goed les te geven. Bij materiaal moet je denken aan filmpjes in gebarentaal. Waarom is het ene filmpje meer geschikt dan het andere filmpje? Ik ben verder al heel lang bezig met een groot onderzoek naar de taalverwerving van dove en horende kinderen van dove ouders. Wij richten ons op de leeftijd van vier tot zeven jaar en moeten nog veel beschrijven.”
Taalaanbod dove kinderen
“Mijn visie is dat een doof geboren kind doof is. Als ik zelf een dove baby zou krijgen zou ik het een C.I. geven, maar ook gebarentaal aanbieden. Een dove baby heeft al een andere ontwikkeling doorgemaakt voor het geboren wordt. De laatste drie maanden van de zwangerschap gaat een horende baby namelijk al reageren op geluid dat hij waarneemt in de buik. Dit heeft invloed op de ontwikkeling van het brein. Een dove baby hoort geen geluid als hij nog in de buik zit, dit maakt dat zijn hersenontwikkeling anders verloopt. Dit vind ik een belangrijke reden om een dove baby gebarentaal aan te bieden, daarnaast vind ik het belangrijk voor de ontwikkeling van de identiteit. Al heeft een kind een C.I., het is niet horend. Men heeft als tegenargument vaak dat de C.I. alleen af gaat met slapen. Dat klopt, maar het kind ervaart hierdoor wel dagelijks wat het is om doof te zijn. Het tweede argument is dat men anno 2014 tweetaligheid belangrijk vindt voor de ontwikkeling van de hersenen. Horende kinderen wordt daarom tegenwoordig ook vaak een tweede taal aangeboden. Voor een kind met C.I. dat als slechthorende functioneert is het veel moeilijker om een tweede taal als Duits te leren.”
Benieuwd naar het vervolg van dit verhaal? Bestel dit nummer (6|2014) en lees meer over Beppies visie op tweetalig dovenonderwijs in Nederland,