W&G 06-2012
Deze zomer ondertekende Nederland de UNESCO-conventie over ‘immaterieel cultureel erfgoed’. De internationale organisatie heeft jaren geleden landen aangeraden om beter te zorgen voor de niet-tastbare aspecten van onze cultuur.
Oude gebouwen en landschappen worden al heel lang gekoesterd. Maar volksgebruiken als een eitje tikken met Pasen zijn minder tastbaar, en verdienen ook erkenning en bescherming. Nederland gebruikt vanaf nu de UNESCO-richtlijnen om dit te regelen. In die richtlijnen staat expliciet genoemd dat taal als drager van cultuur ook erkend kan worden. In Vlaanderen heeft men hier handig gebruik van gemaakt. De Vlaamse overheid tekende het UNESCO-verdrag al in 2003, dat geeft op zich al aan dat ze het daar serieuzer wilden aanpakken dan in Nederland, dat pas negen jaar later zo ver was.
De Vlaamse dovenorganisaties zoals Fevlado en het Vlaams Gebarencentrum hebben vervolgens gezorgd dat op de Vlaamse lijst van bijzonder erfgoed ook de Vlaamse Gebarentaal (VGT) staat. Eerder al had de Vlaamse overheid VGT erkend met een ander argument: dat het een minderheidstaal is in de zin van het Europees Handvest voor Regionale en Minderheidstalen uit 1992. Nederland heeft altijd volgehouden dat dit voor NGT juridisch niet mogelijk is, omdat het Nederlands ook niet in de grondwet is verankerd. Ligt er nu dus een uitgelezen mogelijkheid voor NGT om meer aanzien en status te krijgen? Deze vraag is niet makkelijk te beantwoorden. Het Handvest is eerder gebruikt om de Limburgse en Nedersaksische dialecten in Nederland te erkennen. Maar toen ook andere dialecten hier interesse in toonden, trok de overheid aan de rem. Hierdoor bestaat er ongelijkheid in Nederland: de Limburgse en de Zeeuwse dialecten zijn bijvoorbeeld taalkundig vergelijkbaar, maar nu lijkt de ene toch belangrijker dan de andere. Gaat er met erfgoed nu niet hetzelfde gebeuren? Is het koekhappen in de ene plaats meer waard dan het carnaval in de andere plaats, alleen omdat er moeite is gedaan het op een lijstje te krijgen? En wat is nou echt de waarde van een plaats op de lijst? Het aantal dialectsprekers onder jongeren neemt overal af, ondanks de erkenning van sommige dialecten. Ga je dat tegen met een erfgoed-stempel? Nee, natuurlijk. Je kunt beter het gebruik van zo’n dialect aanmoedigen onder kinderen en jongeren. Dan garandeer je dat een taal of dialect blijft leven: als nieuwe generaties het gebruiken is er niks aan de hand. Stimuleer bijvoorbeeld muziek en theater in het dialect, en maak leuke smartphone apps. Ik voel wel wat voor die gedachte: niet erkenning op een of ander lijstje is belangrijk, maar het voortleven van erfgoed. Zorg dat dove en slechthorende kinderen zo veel mogelijk gebarentaal gebruiken! Zorg dat alle kinderen zo veel mogelijk gebarentaal kunnen leren, ook op willekeurige basisscholen en middelbare scholen in Nederland. De tweetalige scholen waar kinderen vanaf jonge leeftijd ook in het Engels les krijgen schieten als paddenstoelen uit de grond, waarom zou dat niet kunnen met tweetalige scholen voor NGT en Nederlands? Al zijn het er maar 20 in heel Nederland: het zou een flinke impuls voor NGT betekenen. Naast praktische acties moeten we wel werk maken van de erkenning van NGT als immaterieel cultureel erfgoed. Hoe eerder hoe beter. Voor sommige soorten erfgoed betekent een stempeltje misschien niet meer dan symbolische erkenning. Maar voor NGT is het toch belangrijk. Dat helpt mee aan erkenning door de groep mensen die het belangrijkst zijn voor het voortleven van de taal: horende ouders van dove kinderen. Zij moeten de keuze maken om hun kind tweetalig te laten opgroeien. Hierbij moeten ze op allerlei manieren geholpen worden. Als opname in de erfgoedlijst daarbij ook maar een klein beetje kan helpen, moet dat zo snel mogelijk gebeuren. De erfgoedlijst wordt niet vastgesteld door overheidsbeleid, maar door initiatieven uit de samenleving. Dus Dovenschap, werk aan de winkel!